Spoedcursus Politiek # 7: De opiniepeiling
Vrijdag 16 april 2010
De laatste weken is er veel aandacht voor de opiniepeilingen. Uit de peilingen zou blijken hoe de inspanning van partijen zich vertalen in zetels als er nu Tweede Kamerverkiezingen zouden zijn. Deze week: de opiniepeiling als instrument om de stemming onder het volk te vangen in cijfers.
Al sinds 1940 zijn opiniepeilingen onderdeel van de politiek. Toen werd de Nederlandse Stichting voor Statistiek (NSS) opgericht die zich onder andere hiermee bezig hield. Inmiddels zijn er meedere commerciele ondernemingen actief op dit vlak waarvan Maurice de Hond ‘de personificatie van de opiniepeling’ is geworden.
Hoe gaat dat?
De methode voor het peilen van de stemvoorkeur verschilt per onderzoeksbureau. In feite komt het op hetzelfde neer: op basis van de stemvoorkeur van individuen wordt een vertaling gemaakt naar de verdeling in de Tweede Kamer. Soms blijken peilingen een redelijke weergave te zijn van de uiteindelijke uitslag, maar soms blijken de peilingen bepaalde ontwikkelingen te hebben gemist.
Er is geregeld kritiek op de opiniepeiling. Het belang ervan lijkt tegenwoordig groter te zijn dan in het verleden. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het gemak waarmee kiezers wisselen in hun keuze. De peilingen kunnen bijvoorbeeld een race tussen twee kopstukken mogelijk maken. Op het moment dat het CDA en de PvdA elkaar naderen in de peilingen zullen kiezers geneigd kunnen zijn niet op een kleinere partij te stemmen maar op één van de twee hoofdrolspelers.
De resultaten van peilingen zijn niet controleerbaar. De formule die gebruikt wordt is geheim en op de statistische werkwijze is een en ander af te dingen. Zo wijken de verschillende peilingen soms tientallen procenten van elkaar af.